Met Kristien Dieltiens bleken we een gouden greep te hebben gedaan, in onze keuze voor de auteursontmoeting voor dit jaar. Een dikke maand geleden won zij met de roman Kelderkind de Woutertje Pieterse Prijs, een prestigieuze Nederlandse onderscheiding voor jeugdliteratuur. Gisteren stond de schrijfster uit Beernem op het toneel van de Guldenbergzaal, voor een publiek van studenten uit het derde middelbaar van het Sint-Pauluscollege.
Kristien Dieltiens is niet het soort auteur dat eindeloos aan zelfpromotie doet en alleen haar eigen boeken in de kijker zet. Ze ziet het breder. Anderhalf uur lang hield ze een gloedvol pleidooi voor het zoeken naar wat je echt wil in je leven. En goed, in haar geval bleek dat toevallig de schrijverij te zijn. Kristien sprak zonder geluidsversterking, maar wist de goed gevulde zaal op een heel natuurlijke manier stil te krijgen.
"Denk maar niet dat we van bewuste keuzes aan elkaar hangen," zei ze. "Ik zal jullie een verhaal vertellen. Tien jaar geleden was er een beloftevolle jonge voetballer in Beernem waarvan iedereen zei dat hij een profcarrière moest ambiëren. Op een dag zond zijn moeder hem naar de winkel. Maar hij raakte op straat aan de praat met een vriend die toevallig voorbijkwam; de boodschappen schoten er algauw bij in. Maar wat meer is: voor ze het goed en wel beseften waren ze ooggetuige van hoe een oud mevrouwtje in een auto werd beroofd bij de verkeerslichten. Dankzij het fotografische geheugen van onze voetballer kon de politie de dader klissen. Het voorval trof hem zo sterk dat hij bij de politie wou gaan werken. Van professioneel voetballen is niets meer in huis gekomen."
Een toevalligheid verscholen in een klein hoekje kan dus een enorme impact hebben op de rest van je leven. Toch zijn dromen belangrijk. Kristien vertelde hoe verschillend de dromen van jongens en meisjes zijn op zesjarige leeftijd. Jongens willen piloot, brandweerman of raketwetenschapper worden. Uit hun dromen spreekt steevast: ik wil tonen aan de wereld dat ik iets kan. Meisjes willen prinses of moeder worden. Lees: ze willen een veilige wereld, maar wel een wereld die aan hun voeten ligt.
"Schrijvers," zei Kristien, "bekijken de wereld graag vanuit verschillende, soms ongewone invalshoeken. Ik wou vroeger ook prinses worden, mét een kroontje dat mooi bleef vastzitten op mijn hoofd, zonder elastiekjes, zoals in de sprookjes. En in zekere zin is dat gelukt. Kijk maar, ik woon in 'De Kasteelhoek' in Beernem. Mijn man ziet er niet uit als een prins, maar hij is het wel, voor mij. En mijn kinderen? Dat is mijn dienstpersoneel. Toen mijn eerste kleinkind geboren werd, voelde dat aan als de kroon op het werk." Gegrinnik in de zaal.
Dat haar literaire kwaliteiten aan het licht kwamen, daar was toch ook weer een scheut toeval mee gemoeid. In de lagere school had Dieltiens de pest aan wiskunde. Vooral het rekenen met breuken bezorgde haar veel kopzorgen. Ze zat veel liever te tekenen, maakte mannetjes van de teller en de noemer. Toen ze op een dag straf moest schrijven en een prachtig opstel inleverde waarin ze een kerstbal tot leven had gewekt, zag de leerkracht meteen haar talent.
Toch duurde het nog een hele tijd voor ze echt aan publiceren toekwam. Ze was al moeder van vijf kinderen toen haar eerste boek verscheen. Op een dag bracht haar zoon, een archeoloog, een eeuwenoude roodlederen schoen mee naar huis. Gevonden, op een Brugse werf. Het ding - ooit weggeworpen in een middeleeuwse beerput - prikkelde de fantasie van Kristien. Wat een verhaal van tien bladzijden moest worden, groeide uiteindelijk uit tot een dikke historische roman, haar eerste boek, Olrac.
De dertienjarige Olrac groeit op ten tijde van de tweede kruistocht bij een goedhartige roversbende. Op een dag vindt hij zijn makkers vermoord terug. Olrac trekt naar de zee, op zoek naar zijn afkomst, want hij werd als baby uit een leeggeroofde burcht gered en meegenomen. Olrac werd het eerste deel van een trilogie. In het vervolg loopt Olrac het meisje Aude tegen het lijf. In Candide ontmoeten we een Spaans meisje dat wordt uitgehuwelijkt aan een rijke Vlaamse zakenhandelaar van zestig aan het eind van de dertiende eeuw.
Dat dergelijke praktijken niet voorgoed tot het verleden behoren, bewijst de situatie in Afghanistan, waar jonge meisjes ook nog altijd uitgehuwelijkt worden. Dieltiens schreef de biografie van hiphopper Meysam Noori (uit So you think you can dance), die op achtjarige leeftijd uit Kabul moest vluchten.
In De zomer van Gisteren en Pudding schrijft Kristien vrijmoedig over de eerste seksuele ervaringen van jongeren uit de jaren zeventig. "Een historisch boek, dat moest wel. Ik ben geboren in 1954, wat weet ik van hoe het er vandaag aan toegaat?" En toch. Uit de vele reacties blijkt dat er sindsdien weinig veranderd is.
Het laatste boek dat gisteren ter sprake kwam, was prijsbeest Kelderkind. Misschien wel Dieltiens' meest ambitieuze roman tot nu toe. Het vertelt het waargebeurde verhaal van Kaspar Hauser, een Duitse vondeling van onduidelijke afkomst, die uitgroeide tot een van de meest formidabele raadsels van de negentiende eeuw. Op pinkstermaandag 1828 dook hij op in Neurenberg. Hij droeg boerenkledij en kon nauwelijks spreken. Kristien probeert in het boek onder meer het dagboek te reconstrueren van Hauser, die enkel een briefje bij zich had met de woorden "ik wil een ruiter zijn, zoals mijn vader". De jongen zou later vermoord worden. Het slachtoffer van intriges op het hoogste politieke niveau?
Met Kristien Dieltiens hadden we na Jonas Boets opnieuw een jeugdauteur te pakken die de klassieke auteurslezing op een heel persoonlijke, authentieke manier invult. De laatste jaren zelden zo'n stille zaal gezien. Misschien dat er wat weinig vragen kwamen. "Typisch de leeftijd," zei Kristien achteraf. "Niemand wil afgaan. Maar dat betekent niet dat ze niet met vragen zaten."
Kristien Dieltiens is niet het soort auteur dat eindeloos aan zelfpromotie doet en alleen haar eigen boeken in de kijker zet. Ze ziet het breder. Anderhalf uur lang hield ze een gloedvol pleidooi voor het zoeken naar wat je echt wil in je leven. En goed, in haar geval bleek dat toevallig de schrijverij te zijn. Kristien sprak zonder geluidsversterking, maar wist de goed gevulde zaal op een heel natuurlijke manier stil te krijgen.
"Denk maar niet dat we van bewuste keuzes aan elkaar hangen," zei ze. "Ik zal jullie een verhaal vertellen. Tien jaar geleden was er een beloftevolle jonge voetballer in Beernem waarvan iedereen zei dat hij een profcarrière moest ambiëren. Op een dag zond zijn moeder hem naar de winkel. Maar hij raakte op straat aan de praat met een vriend die toevallig voorbijkwam; de boodschappen schoten er algauw bij in. Maar wat meer is: voor ze het goed en wel beseften waren ze ooggetuige van hoe een oud mevrouwtje in een auto werd beroofd bij de verkeerslichten. Dankzij het fotografische geheugen van onze voetballer kon de politie de dader klissen. Het voorval trof hem zo sterk dat hij bij de politie wou gaan werken. Van professioneel voetballen is niets meer in huis gekomen."
Een toevalligheid verscholen in een klein hoekje kan dus een enorme impact hebben op de rest van je leven. Toch zijn dromen belangrijk. Kristien vertelde hoe verschillend de dromen van jongens en meisjes zijn op zesjarige leeftijd. Jongens willen piloot, brandweerman of raketwetenschapper worden. Uit hun dromen spreekt steevast: ik wil tonen aan de wereld dat ik iets kan. Meisjes willen prinses of moeder worden. Lees: ze willen een veilige wereld, maar wel een wereld die aan hun voeten ligt.
"Schrijvers," zei Kristien, "bekijken de wereld graag vanuit verschillende, soms ongewone invalshoeken. Ik wou vroeger ook prinses worden, mét een kroontje dat mooi bleef vastzitten op mijn hoofd, zonder elastiekjes, zoals in de sprookjes. En in zekere zin is dat gelukt. Kijk maar, ik woon in 'De Kasteelhoek' in Beernem. Mijn man ziet er niet uit als een prins, maar hij is het wel, voor mij. En mijn kinderen? Dat is mijn dienstpersoneel. Toen mijn eerste kleinkind geboren werd, voelde dat aan als de kroon op het werk." Gegrinnik in de zaal.
Dat haar literaire kwaliteiten aan het licht kwamen, daar was toch ook weer een scheut toeval mee gemoeid. In de lagere school had Dieltiens de pest aan wiskunde. Vooral het rekenen met breuken bezorgde haar veel kopzorgen. Ze zat veel liever te tekenen, maakte mannetjes van de teller en de noemer. Toen ze op een dag straf moest schrijven en een prachtig opstel inleverde waarin ze een kerstbal tot leven had gewekt, zag de leerkracht meteen haar talent.
Toch duurde het nog een hele tijd voor ze echt aan publiceren toekwam. Ze was al moeder van vijf kinderen toen haar eerste boek verscheen. Op een dag bracht haar zoon, een archeoloog, een eeuwenoude roodlederen schoen mee naar huis. Gevonden, op een Brugse werf. Het ding - ooit weggeworpen in een middeleeuwse beerput - prikkelde de fantasie van Kristien. Wat een verhaal van tien bladzijden moest worden, groeide uiteindelijk uit tot een dikke historische roman, haar eerste boek, Olrac.
De dertienjarige Olrac groeit op ten tijde van de tweede kruistocht bij een goedhartige roversbende. Op een dag vindt hij zijn makkers vermoord terug. Olrac trekt naar de zee, op zoek naar zijn afkomst, want hij werd als baby uit een leeggeroofde burcht gered en meegenomen. Olrac werd het eerste deel van een trilogie. In het vervolg loopt Olrac het meisje Aude tegen het lijf. In Candide ontmoeten we een Spaans meisje dat wordt uitgehuwelijkt aan een rijke Vlaamse zakenhandelaar van zestig aan het eind van de dertiende eeuw.
Dat dergelijke praktijken niet voorgoed tot het verleden behoren, bewijst de situatie in Afghanistan, waar jonge meisjes ook nog altijd uitgehuwelijkt worden. Dieltiens schreef de biografie van hiphopper Meysam Noori (uit So you think you can dance), die op achtjarige leeftijd uit Kabul moest vluchten.
In De zomer van Gisteren en Pudding schrijft Kristien vrijmoedig over de eerste seksuele ervaringen van jongeren uit de jaren zeventig. "Een historisch boek, dat moest wel. Ik ben geboren in 1954, wat weet ik van hoe het er vandaag aan toegaat?" En toch. Uit de vele reacties blijkt dat er sindsdien weinig veranderd is.
Het laatste boek dat gisteren ter sprake kwam, was prijsbeest Kelderkind. Misschien wel Dieltiens' meest ambitieuze roman tot nu toe. Het vertelt het waargebeurde verhaal van Kaspar Hauser, een Duitse vondeling van onduidelijke afkomst, die uitgroeide tot een van de meest formidabele raadsels van de negentiende eeuw. Op pinkstermaandag 1828 dook hij op in Neurenberg. Hij droeg boerenkledij en kon nauwelijks spreken. Kristien probeert in het boek onder meer het dagboek te reconstrueren van Hauser, die enkel een briefje bij zich had met de woorden "ik wil een ruiter zijn, zoals mijn vader". De jongen zou later vermoord worden. Het slachtoffer van intriges op het hoogste politieke niveau?
Met Kristien Dieltiens hadden we na Jonas Boets opnieuw een jeugdauteur te pakken die de klassieke auteurslezing op een heel persoonlijke, authentieke manier invult. De laatste jaren zelden zo'n stille zaal gezien. Misschien dat er wat weinig vragen kwamen. "Typisch de leeftijd," zei Kristien achteraf. "Niemand wil afgaan. Maar dat betekent niet dat ze niet met vragen zaten."
0 reactie(s):
Een reactie posten